
Jurisprudentie
BI8452
Datum uitspraak2009-06-12
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901262/2/R2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2009-06-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901262/2/R2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 10 december 2008, kenmerk RO/2008014989, heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Emmen (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 4 november 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Plan tot gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Emmen ([belanghebbende])".
Uitspraak
200901262/2/R2.
Datum uitspraak: 12 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2008, kenmerk RO/2008014989, heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Emmen (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 4 november 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Plan tot gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Emmen ([belanghebbende])".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2009, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 mei 2009, waar [verzoeker en echtgenote] zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door ing. F. de Jonge, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J.T.A.M. van Mierlo, advocaat te Deventer.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bestemming "Agrarische doeleinden grondgebonden agrarisch bedrijf (Ag)" aan de weg Gruinten te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen. Het plan is opgesteld ten behoeve van de hervestiging van het grondgebonden agrarisch bedrijf van [belanghebbende].
2.3. [verzoeker] woont in de directe omgeving van het plangebied en betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Hij beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Verder voert hij aan, samengevat weergegeven, dat het plan in strijd is met het Provinciaal Omgevingsplan II (hierna: POP II) omdat door het plan de ontwikkeling van natuur en de kenmerkende openheid van het gebied worden belemmerd. Voorts brengt hij naar voren dat de uitgevoerde natuurtoets ondeugdelijk is, dat de weg Gruinten ongeschikt is voor landbouwverkeer en dat, gelet op de omstandigheid dat het te vestigen bedrijf geen volwaardig bedrijf zal zijn, bij het bestreden besluit onvoldoende gewicht is toegekend aan zijn belangen als omwonende.
2.4. Ter zitting is komen vast te staan dat [belanghebbende] voornemens is om zo spoedig mogelijk een aanvraag voor een bouwvergunning in te dienen. Hierbij heeft het college van burgemeester en wethouders erop gewezen dat ten behoeve van deze aanvraag een positief welstandsadvies is afgegeven en dat alles klaar ligt om de benodigde bouwvergunning voor een bedrijfswoning en een loods spoedig te verlenen.
2.5. Tussen partijen is niet in geschil dat het plangebied in zone 1 van het POP II ligt. Volgens het POP II staat binnen deze zone de uitoefening van de grondgebonden landbouw voorop en zijn in deze zone ruime mogelijkheden voor vestiging en uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de grondgebonden landbouw. Bij het vestigen van een nieuw bouwperceel dient rekening te worden gehouden met de kenmerken van het gebied en eventueel aanwezige natuurwaarden. In het onderzoek "Natuurtoets locatie Gruinten te Emmer-Compascuum" van februari 2007 en de aanvulling daarop van 26 mei 2008 is vermeld dat het plangebied geen bijzondere natuurwaarden herbergt. De voorzitter ziet op voorhand geen aanleiding om aan de deugdelijkheid of de juistheid van deze onderzoeken te twijfelen. Gelet hierop en op het feit dat het bouwperceel is voorzien aan de weg Gruinten waaraan in de directe nabijheid van het plangebied meerdere bedrijven zijn gevestigd, is de voorzitter op voorhand van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het plan niet in strijd is met het POP II.
De stelling van [verzoeker] dat de weg Gruinten niet geschikt is voor landbouwverkeer is door het college weersproken door erop te wijzen dat deze weg juist een landbouwweg is ter ontsluiting van de aangelegen percelen. [verzoeker] heeft niet nader onderbouwd waarom dit standpunt van het college onjuist zou zijn. Het college heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in deze stelling van [verzoeker] dan ook geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat een grondgebonden agrarisch bedrijf ter plaatse niet aanvaardbaar zou zijn.
2.6. Over het betoog van [verzoeker] dat het geen volwaardig bedrijf betreft, overweegt de voorzitter dat [belanghebbende] het agrarisch bedrijf in 1985 op een andere locatie in Emmer-Compascuum is begonnen. Sinds 2005 exploiteert hij het bedrijf op agrarische gronden in de directe omgeving van het plangebied. De in het plan voorziene verplaatsing van de bedrijfsgebouwen komt voort uit de gemeentelijke herinrichting van het veenkoloniale gebied. Gelet hierop ziet de voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het geen volwaardig bedrijf betreft. Hierbij is de door [verzoeker] naar voren gebrachte contra-expertise van 9 maart 2009 in aanmerking genomen. Ter zitting is naar voren gekomen dat [verzoeker] met zijn betoog een aantasting van zijn uitzicht en woongenot beoogt te voorkomen. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan de belangen van [belanghebbende] in dit geval doorslaggevend gewicht wordt toegekend. Evenmin ziet de voorzitter in hetgeen [verzoeker] voor het overige naar voren heeft gebracht op voorhand aanleiding voor het oordeel dat het college anderszins onjuist of onzorgvuldig heeft gehandeld door goedkeuring aan het plan te verlenen.
2.7. Gelet op het voorgaande dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Oudenaarden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2009
204-545.